In Utrecht stapten we op de trein, die de Blauwe Engel werd genoemd, naar Rotterdam; langs Woerden met lichtreclame voor UNI-kaas, stops in Gouda en Rotterdam-Noord, daar reden trams! Voor Rotterdam CS maakte de trein een draai zodat het leek of we weer terug reden. Overstappen op CS en even later vonden we een plaats in de trein naar Dordrecht. Rit ging langs de Blaak, Coolsingel en Hofplein met fontein en druk verkeer. In het centrum vele hoge nieuwe gebouwen. Indrukwekkend de passage over de Maas, de spoor hefbrug en de imposante Maasbruggen.
De huizen langs het spoor in Rotterdam-zuid oogden verwaarloosd, niet zo fraai. Eenmaal buiten de stad wisselden landschappen van koren- en roggevelden elkaar af. Voor Zwijndrecht passeerden we de Kijfhoek; veel rails, wissels en goederenwagons, station Zwijndrecht werd binnen gereden en gestopt voor in- en uitstappen.
Op het station van Dordrecht stond nog een stoomloc, voor op het traject naar Belgie? Nederland was namelijk al voor het grootste deel geëlectrificeerd. Buiten het station, tussen de hagen, stond de bus naar s'-Gravendeel. Er volgde een rit door de straten en langs het stadspark de stad uit. Spoedig kwam het water van de Dordtse Kil met het vele scheepvaart verkeer in zicht. Eindelijk hadden we het opwindenste deel van de reis bereikt: Het oprijden naar en op de veerpont waar de bus aansluitend een plek in kon nemen. Na enige tijd gingen de slagbomen dicht, luidde de de scheepsbel, ten teken van vertrek. De scheepsmotoren gromden en het veer maakte zich los van de wal. Het zicht vanaf de pont over de brede rivier was indrukwekkend en spannend tegelijk. De overkant kwam helaas al te snel in zicht.
De pont manouvreerde naar de aanleg steiger en na een paar slagen achteruit meerde ze af. De slagbomen gingen open en wij reden met de bus de oever omhoog de dijk op. Na een tochtje over die dijk stopte de bus en wij stapten uit en wachten op de volgende voor de laatste rit. Die verscheen al gauw en wij namen plaats om onze reis naar Strijensas te vervolgen.
Na Mookhoek, Strijensedijk, Steenplaats en Strijense Haven stopte de bus op verzoek op de hoek Sasseweg en De Lane. Slechts een tiental meter van opa's huis verwijderd. Voor zijn huis nam eigenlijk nooit iemand het pad naar de voordeur. Men nam eerder de zijingang, die was voorzien van een wit hekje met geimproviseerde sluiting; een stukje touw met een lus. Daar langs de heg lag ook een roeiboot die er kennelijk al een lang leven op had zitten. Wij gingen de tuin in en liepen langs de zijkant van het huis, tussen de ramen met vensterbanken, was de muur volop begroeid met... kruisbessen.
De achterdeur was blauw geschilderd, tegen de vliegen? Tante Marie had wel gezorgd voor vliegenklappers. Je kwam binnen via de bijkeuken. Herinner mij butagasflessen, een wekketel en petroleum stellen. En links was ook al een blauw geschilderde deur met daarachter de poepdoos. Aan de bijkeuken was de keuken gekoppeld, daar werd gegeten en afgewassen. Het drinken van water uit de kraan was niet aan te raden. Maar opa zette er toch zijn potje thee mee, tja tante Marie had toen nog geen Spa. Aangrenzend was de woonkamer met een bedstee en een ondiepe kelder waar wekpotten met boontjes, morellen en meer lekkers je aanstaarden... Er was ook een opkamer, daar mochten wij niet komen, die was voor de visite en opa kon er zijn sigaren roken. Voor de kinderen was er onder de hangklok en de telefoon (drie cijfers) een hoek ingericht met gebruikte en gekleurde hulzen uit opa's jachtgeweer en een set dominostenen. In de kamer stond ook een forse linnenkast, als je goed keek kon je zien tot hoe hoog het water van de vloed was gekomen. Verliet je de kamer dan kwam je in de gang, die was oranje geschilderd. Na de trap naar boven te hebben genomen trof je drie kamers aan, twee naast elkaar en één apart in een ruimte met weegschaal en een héle grote bijbel. Ja opa had zijn geloof en las na de maaltijd altijd, uit een wat kleiner exemplaar, voor. Zo nu en dan keek hij dan over zijn brilletje of je wel luisterde. Op een van die twee kamers was een lampetkan die mijn ouders gebruikten om zich met dat water te wassen, je hoefde het niet te drinken.
Om het huis was het eigenlijk nog spannender dan binnen. Zo was de moestuin heel groot en het was zomertijd, vol met gewas. Het lekkerst waren de aardbeien we konden onze boterhammen daarmee ook rijkelijk optuigen. Tante Dits en mijn moeder oogsten de verschillende soorten bonen. Toen ik zelf een moestuin was begonnen vertelde mijn moeder dat opa twee spaden diep spitte. Ze sprak ook over de morellenboom die het goed kan doen op het noorden. Jawel zo'n boom stond ook bij het priëel in Wijk en Aalburg. Het zag er altijd heel verzorgd uit die groentetuin van opa welke zich bijna tot aan de Sasseweg uitstrekte. De tuin was geheel op groente ingesteld, er waren geen vaste- of eenjarige planten, wel lage hagen. Achter de boomgaard werd de tuin begrensd door een wetering. Daar was ook een grote schuur. In die schuur was gereedschap, een basculebrug en nog veel meer opgeslagen. Het rook er altijd heerlijk naar touw en teer.
Buiten de weekenden zag je opa niet vaak, s'morgens was hij, samen met zijn buurman Kant, al heel vroeg vertrokken naar de zeehond, ook wel de plaat genoemd, door de getijden een wonderschoon natuurgebied. Opa had daar een eendenkooi en was altijd in de buurt van zijn jachtgeweer. Riet de Best vertelde dat ze opa hoorde zeggen; Ha! Lekker boutje! en vervolgens BOEM! Naar ik begrijp was buurman Kant dijkgraaf en opa griendbaas. Zag ze wel eens terugkomen van de zeehond, met het roeibootje de vaart overstekend. Aan de wal gekomen zag je dat ze lieslaarzen aan hadden.
Wij hadden meer kontakt met mevr. Kant (ook wel tante Kant genoemd). Reuze aardig als ze was kwam ze uit huis, langs de kippenren, over de loopplank van de sloot, met een warme maaltijd naar opa toe. Ze sprak iedereen aan met U, ook ons als kinderen.
De familie had twee dochters; Jannie die bij tante Marie in de winkel werkte en Keetie de jongste.
Watersnoodramp Strijen
Zo dicht bij was de vaart, die bereikte je al binnen twee minuten lopen. De vaart was schoon, helder en vol met waterplanten. Er was een kade,
een platje om water te tappen en een plek om een roeiboot af te meren. Kortom een ideale plaats om te vissen en zo dichtbij dus! De vrijheid had ik
om de hele dag aan dat water te zitten en soms ook nog iets te vangen. Lenie Wittebol een meisje van mijn leeftijd, met een zus die op de suikerfabriek
werkte, kwam mij vaak gezeldschap houden. Zij woonde in het eerste huis verderop. Het huis maakte deel uit van twee houten woningen.
Geschonken door de Noorse regering vanwege de vloedramp. Haar vader was schipper en zijn boot lag daar soms afgemeerd.
Destijds waren de huizen rood geverfd. Echte geschenken na de Watersnoodramp
Het gebied Oeverlanden Hollandsch Diep is een zoetwater getijdegebied.
De Oeverlanden strekken zich uit in het zuidoosten van Zuid-Holland, van Numansdorp tot Strijensas. Hier vind je ongerepte natuur, met verruigde rietlanden, open water, geulen en kreken, buitendijkse natuur en wilgenbossen. En met eb en vloed dus, wat zeldzaam is op zoet water. Wandel-, ruiter- en fietspaden maken het mogelijk De Oeverlanden Hollandsch Diep van oost naar west te doorkruisen. Maar het mooiste is dat je in een groot deel van de Oeverlanden ook buiten de paden mag.
Bezoek het natuurgebied De Oeverlanden in Strijensas... Lees verder »
Geschiedenis Van nul tot nu: We weten natuurlijk niet precies hoe het hier in het jaar 0 er uit zag. Maar stel je een groot soort Biesbosch voor, met veel water en eb en vloed...
Lees verder »
Strijensas als zelfstandige gemeente 1817 - 1855 [pdf] Bron: Museum Strijen... Lees verder »
Home
.